George Enescu
Topstukken uit de 20e eeuw:
Octet op. 7 (voor strijkoctet)
Het Strijkoctet was George Enescu’s eerste echt grote compositie, geconstrueerd in vier delen van dusdanige lengte dat ze ‘elk moment doormidden leken te kunnen breken’. Hoewel Enescu in Felix Mendelssohns voetsporen treedt, die in 1825 zijn Strijkoctet schreef dat als model diende voor latere componisten, zet hij het genre nadrukkelijk naar zijn hand. Van een soloviool met begeleiding, zoals bij Mendelssohn, is geen sprake, de acht stemmen zijn voortdurend met elkaar in gesprek en nemen beurtelings het voortouw.
De componist had het zichzelf en de luisteraars niet makkelijk gemaakt. Enescu beschreef zijn werk zelf als cyclisch, wat zoveel betekent dat de verschillende thema’s in alle delen op een of andere manier terugkeren, maar dat is slechts het halve verhaal. De vier delen hebben steeds een individueel karakter, maar kunnen ook gezien worden als een grootse ruim veertig minuten durende sonatevorm. Na het doorwrochte openingsdeel met flarden Roemeense volksmuziek volgen de twee middendelen waarin variaties op het thematisch materiaal opduiken en de componist steeds verder af lijkt te geraken van de gekende thuishaven. De finale is een zinnelijke wals.
Tekst samengesteld uit bijdragen van Joep Stapel en Paul Janssen