Vivaldi, fantastico
door Clementine van Wijngaarden
2 oktober 2023
De Vlaamse muziekkenner Jan Van den Bossche is geïntrigeerd door Antonio Vivaldi en legt in een muziekcollege uit waarom.
Van den Bossche is er duidelijk over: de ontdekking van de manuscripten van Antonio Vivaldi in 1926 in een kostschool in het Italiaanse Piëmont is wat betreft historische waarde zeker zo spectaculair als de vondst, vier jaar eerder, van het graf van Toetanchamon. Nu moge het graf van de Egyptische farao bij het grote publiek wellicht meer tot de verbeelding spreken dan de ontdekking van de religieuze muziek van de componist die we vooral kennen van De vier jaargetijden, maar daarmee maakt Van den Bossche korte metten in het muziekcollege dat hij geeft voorafgaand aan de opvoering van Vivaldi’s kerkmuziek door Coro e orchestra Ghislieri in Muziekgebouw aan ’t IJ op woensdag 18 oktober.
Jan Van den Bossche
Van den Bossche, opgeleid aan het conservatorium als koordirigent en voormalig directeur van het Festival Oude Muziek, kent, om het maar even samen te vatten, ‘zijn klassiekers’. Je hoeft hem niets te vertellen over de merites van de grote Barokcomponisten als Bach en Händel, en ook Purcell en Pachelbel hebben geen geheimen voor hem. En hoewel hij geen Vivaldi-specialist is, intrigeert de componist hem zeer, mede door die vondst van bijna honderd jaar geleden.
Van den Bossche: ‘Er worden nog steeds af en toe muziekstukken gevonden die belangrijk zijn voor het muzikale erfgoed. Laatst nog een partituur van Bach. Maar dan gaat het vaak om een geïsoleerd werk. Het bijzondere aan de vondst in 1926 is dat het een vrij volledige collectie was, van eigen geschreven werken die ook nog eens zijn opgetekend in Vivaldi’s eigen handschrift. Dat is enorm spectaculair.’
Behalve zijn werk, is er over Vivaldi (1678 – 1741) weinig biografische informatie voorhanden. Bekend is dat hij priester was en werkzaam in een meisjesweeshuis in Venetië, de Ospedale della Pietà. Van den Bossche: ‘Daar gingen meisjes naar toe wier ouders waren overleden of die buiten de echt geboren waren. Het was een beroemd weeshuis, waar je een gedegen muzikale opleiding kreeg. De meisjes hadden wat dat betreft relatief geluk, omdat ze op hoog niveau muziekonderwijs kregen. Toevallig is er over dit weeshuis veel bekend, omdat beroemde reizigers er geweest zijn. Jean-Jacques Rousseau bijvoorbeeld, verhaalt in zijn reisverslagen over de vespers en concerten die hij er bijwoonde.’
Vivaldi was er eerst vioolleraar, later kreeg hij de muzikale leiding. ‘Hij schreef veel religieuze muziek voor zijn leerlingen, maar in de vondst zitten ook veel opera’s en concerto’s. Hij had zeker ambitie in die richting. In die tijd was trouwens het onderscheid tussen opera en religieuze muziek vooral formeel: het ene voerde je op in de kerk, het andere in theater. In muzikale zin hebben de werken veel overeenkomsten.’
Antonio Vivaldi
In 1739 liet Vivaldi Italië achter zich om zijn geluk te beproeven in Wenen. Daar kreeg hij uiteindelijk geen voet aan de grond. ‘Vivaldi had pech. Zijn komst viel in de tijd van het overlijden van Keizer Karel VI in oktober 1740, die de sluiting van alle theaters in Wenen tot gevolg had, waardoor Vivaldi’s plannen getorpedeerd werden. Hij stierf hij een jaar later zelf, nogal eerloos en relatief anoniem. Gelukkig had hij niet al zijn werk meegenomen naar Wenen. Er was een deel achtergebleven in Venetië, dat waarschijnlijk door zijn broer is verkocht. Die partituren zijn na een aantal keer te zijn doorverkocht terecht gekomen in de handen van een adellijke familie, de Durazzo’s. Het werk, dat inmiddels was ingebonden in 27 boeken, is vervolgens generaties lang van vader op zoon overgegaan. Het werd vooral gehouden vanuit antiquarische interesse, de muziek zelf werd niet meer gespeeld. De muzikale smaak was veranderd en Vivaldi en zijn tijdgenoten hadden plaatsgemaakt voor Verdi en kompanen. In ieder geval is een groot deel van de collectie op zeker moment terecht gekomen in een salesianenklooster in dat kleine dorp in Piëmont, waar het niet eens in de bibliotheek, maar op zolder werd bewaard. Het is te danken aan een lekkend dak dat de schat zich in 1926 openbaarde.’
Coro e orchestra Ghislieri o.l.v. Giulio Prandi (foto Pieter Kers)
Dit seizoen geeft Van den Bossche een college voorafgaand aan vier concerten in het Muziekgebouw. Verwacht daar geen diepe analyses van de werken die erna ten gehore worden gebracht. ‘Wanneer je een rondleiding geeft in een museum kun je werken aanwijzen terwijl je erover vertelt. Bij muziek is dat anders en het idee om met een opname te werken terwijl even later de muziek zal worden uitgevoerd trekt mij niet. Zie mijn college als de band van het voorprogramma. Ik probeer vooral bepaalde accenten te leggen, waar je op kunt letten tijdens het luisteren. Vivaldi was een kampioen in het schrijven van waanzinnig mooie melodieën. Dat is iets Italiaans. Als hij nu had geleefd had hij ongetwijfeld een paar Grammy’s gewonnen. Zijn lange melodieën zijn onvergelijkbaar met bijvoorbeeld het werk van Franse componisten uit die tijd. Die muziek kun je niet meezingen, Vivaldi wel. Zijn muziek brengt heel direct emotie teweeg. Dat maakte hem ook zo’n goede operaschrijver. Bach bijvoorbeeld, gebruikte veel meer symboliek. Bij hem was ontroering niet zijn eerste doel. In Vivaldi’s muziek schijnt de zon, zelfs in zijn meer droevige melodieën. En die joie de vivre zit ook in zijn religieuze muziek. Vivaldi was lange tijd synoniem aan De vier jaargetijden. Nog steeds wordt zijn muziek minder vaak opgevoerd dan bijvoorbeeld die van Händel. Maar de interesse voor zijn werk groeit gelukkig nog altijd.’
Dit artikel verscheen eerder in de VARAgids nr. 40 op 3 oktober 2023.