Zeer verse noten
Ralph van Raat - Hollandse nieuwe
14 september 2023
door Stephan Sanders
Pianist en musicoloog Ralph van Raat is monomaan te noemen. Hij maakt zich al zijn leven lang hard voor hedendaagse composities. Komend voorjaar brengt hij er zes van Nederlandse bodem ten gehore.
Een jongeman, meer jongen nog dan man, dertien jaar oud, gaat met zijn ouders mee op vakantie, kamperen in Frankrijk met de tent. Al een paar jaar is hij fanatiek in de weer met muziek, met pianomuziek vooral, zelfs met complete partituren. Hij is opgegroeid in Bussum, in een gezin uit de hogere middenklasse, waar de moeder zeer verdienstelijk piano speelt, en de vader gitaar. Er is thuis altijd muziek, Bach, Mozart, Mahler, Bruckner, maar ook jazz en pop. Het ligt voor de hand dat de jongen als zevenjarige muziekles krijgt; noten leren lezen is iets waar hij zijn leven wat aan heeft. Dat hij zich op de piano stort ligt ook voor de hand.
Maar de jongen doet heel andere dingen dan de pianolerares hem vraagt; de jongen wil improviseren, hij vogelt eigenhandig de boogiewoogie uit, iets later waagt hij zich aan Debussy, maar daar waren ze tijdens die muzieklessen nog lang niet aan toegekomen. Vanaf zijn elfde stelt hij zich de vraag: ‘Waarom wordt Mozart algemeen beschouwd als een van de grootste muzikale genieën?’ Hij vindt dat vreemd, want Mozart klinkt in zijn oren te vanzelfsprekend, en het is zo’n jongen die besluit dat hij meer moet weten van de harmonieleer, de opeenvolging van akkoorden en hun samenhang, om dit raadsel op te lossen.
foto: Simon van Boxtel
Ook rond die tijd komt hij in aanraking met de zogenaamde twaalftoonsmuziek van Schönberg, en van de hele Tweede Weense School, dus ook Anton Webern en Alban Berg. Hij mag van zijn ouders eigenlijk geen stripboeken lezen, daar wordt de verbeelding maar door geremd, maar partituren bestuderen: geen probleem. O, die keer dat hij uit de bibliotheek komt en vol verwachting de muziek van Webern heeft meegenomen; blijkt bij thuiskomst dat-ie per ongeluk een partituur van Carl Maria von Weber heeft gepakt (1786-1826), echt veel te vanzelfsprekende muziek.
Het moet schuren, het moet dissonant, het moet geheel anders klinken. Hij krijgt Schönbergs Sechs kleine Klavierstücke in zijn jongensvingers en is betoverd door de klanken. Hier wordt de vraag gesteld naar de vanzelfsprekendheid van Mozart, en trouwens ook beantwoord. De ouders zien dit alles enigszins verwonderd aan, maar ook geïnteresseerd. Zo jong nog en al zo uitgesproken. In het eerste jaar van zijn middelbare school blijkt hij ook nog eens een grote aanleg voor wiskunde te hebben. Dat helpt bovendien fijn bij het doorgronden van al die gecompliceerde, seriële notenreeksen, als die van de Franse stercomponist Pierre Boulez (1925-2016).
Hij heeft dan al twee muziekleraren versleten. Alleen al als hij de partituur doorbladert van Weberns Variaties voor piano, opus 27 krijgt hij een brok in zijn keel. Klinkt overdreven, maar echt, hij kan het zich herinneren, de muziek die plotseling ophoudt als je het niet verwacht en dan toch weer begint. Het is zijn interpretatie van wat volwassenen de vroege puberteit noemen. Die muziek zit in de klem, dat zat hij op die leeftijd ook. Zo klinkt dat, zo is dat.
Het moet schuren, het moet dissonant, het moet geheel anders klinken
Ralph van Raat, inmiddels 45, gaat achter de Steinway vleugel zitten, die voor de gelegenheid staat opgesteld in Studio 1 van het Muziekgebouw, en speelt het me even voor. Uit het hoofd, zeer geconcentreerd. Ineens zie ik de vroegmuzikale jongen in hem opstaan.
foto: Martina Simkovicova
Maar nu dat beeld waar ik het over wil hebben: Ralph als jongen met vakantie, ouders, Frankrijk, kamperen, met de wc-rol in de hand over het terrein, classic. Hij weet nog dat hij toen de hele tijd gedreind heeft. Hij wilde weer terug naar huis, en dat was bepaald niet gunstig voor de vakantiestemming van het gezin. Heimwee? Nee, hij wil terug naar de vleugel, hij heeft de hele tijd Anathema voor piano solo in zijn hoofd zitten, uit 1969, een werk van Peter Schat (1935-2003). Hij ziet de noten voor zich, maar er is op de camping geen piano. Hij loopt de godganse dag met een walkman op, waarop Anathema klinkt. Maar het punt is: de muziek moet uit zijn eigen vingers komen. Het gaat om het beeld van die wat bokkige jongen op de achterbank van de auto, ouders voorin, wanneer het hele gezin vanwege de muziekdrift van hun zoon aan de terugreis begint.
De aanleiding om met de volwassen Ralph van Raat te praten: in het voorjaar van 2024 zal hij onder de titel Hollandse nieuwe zes pianostukken van hedendaagse, Nederlandse componisten ten gehore brengen in Muziekgebouw aan ’t IJ. Vijf daarvan zijn speciaal voor hem geschreven. En alle zes de stukken beleven hun wereldpremière op 23 mei 2024. Van Raat zal ze niet alleen uitvoeren, maar ook toelichten.
Het gaat om zeer verse noten. Ralph laat me het begin horen van de pianosonate van Robin de Raaff. Ik ben gefascineerd door de iPad, waarin alle muziek zit opgeslagen, nooit meer dat gesleep met die papieren boekwerken. Ik volg de noten, Ralph speelt ze zeer expressief… en stopt dan plotseling. Van Raat: ‘Tsja, de rest moet nog worden geschreven.’ Zo hedendaags kan klassieke muziek dus zijn. Zo nieuw.
Ralph van Raat met Robin de Raaff (midden)
Van Raat kent een lange geschiedenis met Robin de Raaff. Hij begon net met zijn eerste jaar op het Amsterdamse conservatorium, De Raaff was bijna klaar met zijn compositiestudie op dezelfde school. Later zou Robin de Raaff twee pianoconcerten voor Ralph schrijven, die ondertussen succesvol zijn uitgevoerd en op cd zijn gezet. Er was een belofte die lang in de lucht hing: een solowerk voor piano, van De Raaff voor Van Raat. ‘Ik heb Robin op een gegeven moment gebeld, en hij was nog even enthousiast, maar ook wat huiverig: piano is een beladen instrument, het kent zo’n enorm repertoire door de eeuwen heen dat je als componist het idee krijgt dat je het moet opnemen tegen de halve muziekgeschiedenis. En lieve help, dan ook nog eens voor piano solo.’
Maar Robin de Raaff kreeg al pratend een idee: ‘Ik ga morgen beginnen.’ Een pianosonate in drie delen, heel anders dan de pianoconcerten die hij eerder schreef. Van Raat: ‘Het gaat hier om resonantie, om klank, maar het is ook spiritueel en ritmisch, zoals je dat kunt horen bij Boulez. En o ja, waanzinnig virtuoos.’ Van Raat glundert erbij, tovert even zo’n klankwolk op de vleugel, zijn vingers onnavolgbaar snel over de volle breedte van het klavier.
Wat opvalt is ook de gestiek van Van Raat: dramatische gebaren, hoge afslag van de handen, plotselinge verstilling, die de pianist met heel zijn lichaam verbeeldt. ‘Juist bij hedendaagse muziek is niet alleen het oor maar ook het oog van belang, daarom is een live uitvoering vaak essentieel. Het publiek is onbekend met het werk, je moet de mensen bij de hand nemen met alles wat je in je hebt.’ Kan hij ook zijn persoonlijke wensen doorgeven aan de componisten? ‘Ik heb weleens tegen De Raaff gezegd over een van zijn pianoconcerten: “Dit gedeelte is te lang, het houdt de spanningsboog niet vast” en dan vond De Raaff het geen probleem om noten te schrappen.’
Soms komt het contact met een componist terloops tot stand. Zo liep hij de jonge componist Anne-Maartje Lemereis (1989) tegen het lijf, die vooral bekend staat om haar werk voor zang. Van Raat: ‘Ik vertelde haar over mijn jeugdliefde voor het werk van de Nederlandse componist Willem Pijper (1894-1947), wiens naam prominent prijkt in de eregalerij van het Concertgebouw, maar die tegenwoordig toch wat minder vaak wordt uitgevoerd.
Willem Pijper
’Lemereis viel meteen in: ‘O ja, Willem Pijper, ook een van mijn favorieten.’
Van Raat: ‘… en dan vooral die Derde sonatine van hem, zo…’
Lemereis: ‘Heb jij dat ook met die Derde sonatine: misschien wel het mooiste wat ik van Pijper ken.’
Toen was het idee geboren. Een solo voor Van Raat, het moet een ode worden aan die Derde sonatine van Pijper. Nee, hij kan het nog niet spelen, de componiste is nog druk bezig, de noten moeten nog gebakken worden.
Een ode aan Pijpers Derde sonatine, als solo voor Van Raat – de noten moeten nog gebakken worden
Van Raat wist van jongs af aan dat hij zich als pianist wilde toeleggen op hedendaagse muziek, in ieder geval het repertoire van de 20ste en 21ste eeuw. Het was zijn vader die de jongen zag zwoegen op werken van Alban Berg en anderen, met zo’n overgave dat de man besloot: ‘Ik bel Ton Hartsuiker.’ Hartsuiker, piano- en muziekpedagoog, presenteerde van 1969 tot 1991 het Radio 4 programma Musica Nova en zette zich onvermoeibaar in voor de twintigste-eeuwse muziek. Hartsuiker leek de ideale leraar om de jonge Van Raat verder te begeleiden, en zo geschiedde. Ik zeg: ‘Wat heerlijk zo’n vader te hebben.’
Van Raat: ‘Allebei mijn ouders zijn geweldig geweest. Aanvankelijk hadden ze een wat klassiekere muzieksmaak dan ik, maar van meet af aan zijn ze meegegaan in mijn fascinatie. Kwam ik bijvoorbeeld terug van een les bij Hartsuiker, dan speelde ik alles wat ik die dag had geleerd voor aan mijn ouders, met toelichting en al. En ze luisterden, ze vonden het nooit vervelend. Als ik nu mijn vader hoor over Pierre Boulez… Het was aanvankelijk niet zo, maar die muziek ligt hem nu na aan het hart.’
'Al is er maar één iemand die ik kan overtuigen van een muziekstuk dat niet vanzelfsprekend in de oren klinkt'
Het was dan wel zo’n gezin dat tijdens vakanties geen dure hotels betrok en uit kamperen ging, maar er was ook dit: toen Ralph begon op het Amsterdamse conservatorium werd er een Steinway vleugel aangeschaft, type B, van twee meter elf. Toch zo’n 120.000 gulden toentertijd. Inmiddels was Van Raats leraar Ton Hartsuiker (1933-2015) directeur van het Amsterdamse conservatorium geworden, waar ook Willem Brons als pianodocent aan verbonden was, de specialist van het klassieke pianorepertoire. Het was een moeilijk jaar voor Ralph, dat eerste conservatoriumjaar. Hij moest eraan wennen dat zijn medestudenten ook echt alleen over muziek konden praten, wiskundige onderwerpen kwamen bijvoorbeeld niet aan bod. Ook was Ralph uitzonderlijk in wat werd beschouwd als zijn monomane keuze voor de hedendaagse muziek. ‘Veel docenten vonden dat ik mijn talent vergooide aan een repertoire dat toch niemand wilde horen.’ Zo niet Willem Brons, die bekend staat als de kenner en pedagoog van de grote klassieke componisten. Van Raat: ‘Brons stond vierkant achter me, altijd. Echt een rots in de branding, ik ben hem er nog steeds dankbaar voor.’
'Docenten vonden dat ik mijn talent vergooide aan een repertoire dat niemand wilde horen'
Inmiddels doceert Van Raat zelf alweer zestien jaar op datzelfde conservatorium, maar hij weet nog goed dat veel van zijn docenten dachten: hoe kon zo’n getalenteerd pianist zich nu toeleggen op dat recente, laatste deel van de muziekgeschiedenis? Bij zijn aanstelling als docent waren er collega’s die hem om die reden weigerden de hand te schudden. Dat is inmiddels veranderd, maar Ralph weet nog goed dat het hem ingepeperd werd: exclusief hedendaags willen spelen, dat wordt moeizaam, daar kan een mens niet van bestaan.
foto: Françoise Bolechowski
Voor alle zekerheid deed Van Raat er een studie muziekgeschiedenis naast, doorlopen in twee jaar aan de Universiteit van Amsterdam. Ja, stel dat er iets met zijn handen zou gebeuren, dan kon hij altijd nog ergens op terugvallen.
En zo exclusief hedendaags is Van Raat ook weer niet. De dag dat wij de afspraak hebben in de studio in het Muziekgebouw gaf hij ’s middags al een bedrijfsconcert in Eindhoven, in het Evoluon. Het publiek was minder ingevoerd in het hedendaagse genre dan Van Raat gewend is, en hij speelde dus Tsjaikovski, delen uit De vier jaargetijden van Vivaldi, maar ook Six encores, een pianowerk uit 1990 van de Italiaanse componist Luciano Berio (1925-2003).
Van Raat: ‘Ja, ja, de bekende sandwichformule, maar ik vind het oprecht fantastisch. Al is er maar één iemand die ik kan overtuigen van een muziekstuk dat niet vanzelfsprekend in de oren klinkt.’
Overigens: terwijl wij van de namiddag tot de late avond praten en Van Raat voorspeelt, is van enige vermoeidheid niets te merken. Ik besluit uiteindelijk dat het mooi is geweest. Hij is verbaasd: ‘Is het al zo laat? Dat gaat toch ongemerkt.’
Ik vraag hem of hij eigenlijk al iets heeft gegeten, vandaag. Afwezig: ‘Ja, ja, een banaan. Voor zo’n concert wil je geen volle maag hebben.’ En ach, dat eten komt later wel, zo rond half elf, als hij weer thuis is in Hilversum. Hoe zat het ook alweer, ‘Mehr’ is ‘zee’ in het Duits en ‘See’ is ‘meer’. Het blijkt dat het bedoelde water ten noorden van Durgerdam ligt, in Noord-Holland. Het heet vlotweg Kinselmeer. Op de kaart zie ik dat camping de Badhoeve op de westelijke oever te vinden is. Hedendaags en zo dicht bij huis.
Wel speciaal voor Van Raat schreef Peter Adriaansz (1966) een stuk vol met boventonen voor piano en elektronica, waarin gemanipuleerde pianoklanken klinken die als het ware overlopen in die van de elektronica. Moeilijk te zeggen waar de piano ophoudt en het elektronische geluid het overneemt.
Peter Adriaansz (foto Rob Hogeslag)
Dan is er nog Gerard Beljon (1952), van wie Van Raat eerder al het werk Beat uitvoerde. ‘Een uiterst effectief werk’ oordeelt Van Raat over dat eerdere stuk. ‘Grote grepen, behoorlijk spectaculair en zeer aansprekend.’ Daar komt dan nu een vervolg op, Beat Next, en dat is volgens Van Raat ‘dwingender en donkerder dan zijn voorganger, ik hoor er ook Prokofiev in doorklinken, en’, hij grijnst nu, ‘het werk is technisch razend moeilijk’.
Snel laat hij het even horen op de vleugel. ‘Bijzonder: Beljon wil in dit stuk ook zijn onvrede met Poetin verklanken. Het is een politiek werk.’ Ten slotte is er Jacob ter Veldhuis (1951) met het nieuwe werk In Limbo oftewel in twijfel: ‘Pulserende muziek, minimalachtig, heel goed. Maar dan’, zegt Van Raat bezwerend, ‘het tweede deel. Moet je horen.’
Hij slaat de akkoorden aan: donker, een koraal dat zich steeds verder opbouwt, Bach maar dan met heel veel van nu, dwingend, overdonderend. Ralph speelt misschien twee, drie minuten, maar ik voel hoe mijn ogen ineens beginnen te tranen. Het is dinsdagavond 29 augustus, er zitten precies twee mensen in de grote, lege studio op de begane grond van het Muziekgebouw, en het wonder geschiedt. ‘Hij bouwt een kasteel’, zegt Van Raat naderhand, ‘het is werkelijk monumentaal.’
foto: Martina Simkovicova
Hoe oefent hij nu zo’n nieuw werk? ‘Eerst de partituur goed bestuderen, daarna veel spelen, eerst vooral om de technische moeilijkheden aan te kunnen. En drukbezet man die veel over de wereld reist om concerten te geven. Een mooi tegenwicht tegen de studieperiodes.
‘En wanneer componeer je dan?’ ‘Nou, dat doe ik niet. Nee, echt niet.’
Voor het eerst een korte stilte. ‘Het mag geen naam hebben. Ooit is er een werk van me uitgevoerd dat ik “stiekem” had geschreven, zeker niet bedoeld voor publiek. Maar omdat ik als jonge pianist soms speelde tijdens de lunchconcerten van en voor de compositiestudenten van het conservatorium, hadden zij bedacht het als verrassing uit te voeren. Ik wist het niet, ik zat daar en was perplex. Toevallig zat ook Theo Loevendie in de zaal, de bekende Nederlandse componist die ook aan het conservatorium verbonden was. Die adviseerde me om compositielessen te nemen bij hem. Ja, zeker eervol, maar daar ben ik dus nooit aan begonnen.’
Van Raat, het grote muzikale talent, dat niet componeert? Ik geloof hem niet. Iemand die al zo lang en zo intensief met muziek in de weer is, die speciaal werken laat schrijven die hij zelf als eerste gaat uitvoeren, en trouwens, iemand die samenwoont met Heather Pinkham, de Amerikaanse pianiste, musicologe – aha, dat gaat mooi samen bij die twee – maar ook: componiste. Ze heeft een stuk voor haar geliefde Ralph geschreven. Ik vond op YouTube Ralphs uitvoering van het pianowerk van Pinkham tijdens het festival Dag in de Branding, november 2020.
Heather Pinkham
‘Mooi verhaal, trouwens’, praat Van Raat handig over die componeerkwestie heen, ‘hoe ik Heather ontmoette. Negen jaar geleden stond ik op Schiphol voor een vlucht naar Los Angeles, omdat ik daar met het Los Angeles Philharmonic zou optreden. Toen we nog bij de gate stonden, begon deze mij onbekende vrouw uitgebreid de seizoensbrochure van het Concertgebouw te lezen, waar ik toevallig ook in vermeld stond. Nog toevalliger: ze kwam naast me te zitten in het vliegtuig, en zag dat ik op mijn laptop aantekeningen maakte over pianostukken. Ze vroeg: “Je bent toevallig toch geen pianist?” “Zeker wel.”’
‘Nu ja’, mompelt Van Raat stralend, ‘sindsdien zijn we nooit meer opgehouden met elkaar te praten.’
‘Maar zij componeert dus wel.’
‘Hmm, zeker.’
‘Oké, Ralph, misschien ben je er nog niet tevreden over, misschien voldoet het niet aan jouw ongetwijfeld torenhoge standaard, maar stiekem componeer jij wel degelijk, geef toe.
Guus Janssen (1951) is van de uit te voeren componisten de bekendste, ook omdat zijn muziek al zo lang meegaat. Zijn stuk is het enige dat niet speciaal geschreven is voor de Hollandse nieuwe avond. De titel: Elf standpunten van het Kinselmehr – althans, dat denk ik te horen. Ik ga razendsnel mijn topografische ken- nis na. Kinselmehr, Kinselmehr, dat zal wel ergens in het zuiden van Oostenrijk liggen. Dan: twee à drie weken wegleggen, niet meer naar kijken, en laten bezinken. Dan pas begin ik de werkelijke muzikaliteit in de vingers te krijgen, dan pas begrijp ik wat ik vertolk.’ Het betekent hoe dan ook een eenzame opsluiting achter de vleugel, soms een paar weken lang. Verder is Ralph van Raat een besmuikt gezicht, wel nog steeds glimlachend.
Guus Janssen (foto Gerrit Scheurs)
We sluiten een deal: over tien jaar, Deo volente, sta ik hier weer in Muziekgebouw aan ’t IJ, alwaar Ralph van Raat eigen werken ten gehore zal brengen. Daarop drukken wij elkander de hand.
Dit artikel verscheen in de bijlage van de Groene Amsterdammer op 14 september 2023